Henk Graaskamp - Alles gaat voorbij
Roman
'Al wekenlang zit die halfwilde eend te broeden aan de rand van het water.
Ik kom met mijn voeten kietelen.
Nee, ze blijft zitten...
Harder...
Dan een forse trap.
Fel kwakend komt ze van het nest.
Een ei uitproberen.
Stank.
Twee, drie, alle zijn onbevrucht.
Mijn ogen volgen de vreemde eend in de bijt.
Arm dier.
Je zat op schiere eiers, jezelf dood te broeden.'
Veel mensen, boeren en burgers, ze lijken op die eend.
In deze roman zult u ze herkennen.
Drie generaties boeren op de Eikenhorst.
Grootvader Willem, vader Jan en zoon Wimpie.
Fragment:
[...]
Wimpie...
Daar zit hij dan.
Een stapel fotoboeken voor zijn neus.
Met daarin, op elke bladzij een foto van een jonge Poolse vrouw.
En hij, Wim, heeft ze voor het uitzoeken!!
Natuurlijk, hij weet niet of ze hem straks wel wil.
Maar... mevrouw Snabel, die hem helpt, vertelde hem dat hij best een heel
goede kans maakte.
Ze heeft hem zo ongeveer garantie gegeven: mocht het bij de eerste geen succes worden, dan zou het bij de volgende of de derde poging lukken.
Voor een flinke handvol harde guldens wil zij hem helpen.
Mooi toch, guldens heeft hij genoeg.
Eigenaar van een mooi boerenbedrijf.
Zou hij nu dan de kans krijgen om een paar warme liefdevolle vrouwenarmen te vinden?
Een meisjesgezicht dat naar hem lacht?
Een vrouw die blij is als hij er alleen maar is?
Een meisje, lief voor hem, graag door hem geknuffeld en gekust?
Onvoorstelbaar, een prachtfantasie, toch droomt hij erover.
Hij kan zijn eigen droom niet geloven.
De meisjes uit de eigen omgeving, het eigen dorp?
Vergeet het maar.
Hij is Wimpie van de Eikenhorst, ze zien hem niet eens.
Een verlegen boerenjongen, dertig jaar, nooit verkering gehad, zelfs geen scharreltje.
Bij jonge, vrije meisjes niet meer in tel.
Zijn tijd is in feite al voorbij.
Hij kan zich elk weekend met een stel andere vrijgezellen op een barkruk in het café bezatten; wat wordt hij daar wijzer van?
De volgende dag tussen zijn koeien met een kater en een nog eenzamer gevoel.
Hij zet de tanden op elkaar, recht de rug.
Hij, Wim van de Eikenhorst, heeft ze niet meer nodig, de dorpsmeisjes, dat zal hij ze laten zien.
En daarom zit hij nu op dit kantoor te zweten en niet van de warmte...'
[...]