Maurits Dekker - Amsterdam

Roman

 

'Amsterdam' van Maurits Dekker, gepubliceerd in 1931, is een roman die het leven en de sociale omstandigheden in Amsterdam tijdens de vroege 20e eeuw beschrijft.

Het verhaal geeft een beeld van de stad en haar inwoners, met een focus op de arbeidersklasse en hun strijd. 
Dekker staat bekend om zijn sociaal bewogen werken en 'Amsterdam' is geen uitzondering; het boek biedt een kritische kijk op de maatschappelijke problemen van die tijd.

Het is mogelijk dat 'Amsterdam' een van deze sociale romans is, gezien de context van zijn andere werken. 

Het zou ook kunnen dat het boek zijn jeugdherinneringen beschrijft, zoals hij deed in zijn boek 'Amsterdam bij gaslicht'.


Fragment:

[...]
Het is acht uur in den morgen.
De stad is ontwaakt, doch talrijke verschijningen en verschijnselen in de straten wijzen er op, dat de dag nog maar amper begonnen is.

Behalve brievenbestellers zijn er melkbezorgers, particulieren, die melk per liter verkoopen, waarin typhus-, tongblaar- en tuberculosebacillen welig tieren en bedienden van coöperaties en groote melkinrichtingen, die alleen een in van etiketten met roode bliksemflitsen voorziene flesschen gesloten electrisch gesteriliseerd en gepasteuriseerd product afleveren.

Verder zijn er schillenboeren, grauwe, een jutezak dragende, naar verzuurd voedsel riekende, landlooperachtige gestalten, die, in concurrentie met de gemeentelijke reinigingsdienst, aardappelschillen, groenteafval en oud brood ophalen.

Ook hier weer de eeuwige cirkelloop der dingen, want dit voor veevoeder bestemde afval zal spoedig weder als melk, wel of niet besmet met typhus en mond- en klauwzeer, in de huizen terugkeeren.

De schillenboer is een merkwaardig wezen, een Ford, Philips of Kröller in het klein.
Hij begint met niets, dat wil zeggen met een wrakke handkar, een paar oude aardappelzakken, een flinke hoeveelheid brutaliteit en Hollandsche spaarzin.
Zijn operatieterrein is steeds een nieuwe buurt, waar hij begint met een paar klanten en zich langzamerhand een bloeiende schillenwijk (spreek uit: skillewaik) vormt.

In het begin is zijn buit niet groot en heeft hij meer dan voldoende tijd om zijn toekomstig veevoeder rustig te sorteeren en het te ontdoen van allerlei bestanddeelen, die zelfs dieren met een dubbele maag niet kunnen verteeren.

Een met overleg en beroepsliefde werkende schillenboer, kan zijn vrouw op een voordeelige manier voorzien van talrijke kleine, doch onontbeerlijke voorwerpen, die zelfs in productieafval verkoopende warenhuizen met eenheidsprijzen nog handen vol geld kosten.

Zijn veevoeder bevat niet alleen veiligheidsspelden, knoopen, stopnaalden en lepeltjes, maar menigmaal ook een schaar, tafelmesjes en zelfs wel eens een portemonnaie met inhoud.

Naarmate de buurt meer bevolkt wordt, groeit de buit en spoedig moet de handkar door een grootere vervangen worden en is de schillenboer genoodzaakt zich van hulp te voorzien.

De handkar wordt na enkele jaren opgevolgd door een paard en wagen en ergens in Noord-Holland verrijst een leelijk, splinternieuw huisje met schuur en stal, dat geheel zonder gebruikmaking van hypotheek of bouwkrediet door den opdrachtgever uit eigen zak wordt betaald.

De schillenboer is patroon geworden, plakt elke week invaliditeitszegels voor drie of vier knechten of vergeet dit te doen.

Nog een paar jaar later verschijnt in een krant, onder de rubriek ‘Te koop aangeboden’ een advertentie, waarin ‘een goed beklante schillenwijk, die een rijk bestaan oplevert’ ter overname wordt aangeboden.

Er worden menschen rijk op een manier, die erger stinkt dan een schillenkar...

[...]