Jos Erdkamp - Anna, over de grenzen van de liefde
Historische roman
Deze roman speelt langs de Nederlandse oostgrens in de periode 1875 - 1925.
De hoofdpersoon Anna is een boerenmeisje met een eigenzinnig karakter.
Aanvankelijk voegt ze zich weliswaar naar de normen van haar milieu, maar op eenendertigjarige leeftijd kiest ze ervoor om haar eigen weg te gaan.
Ze wordt de geliefde van een jeugdvriend en komt terecht in een wereld van smokkelhandel, vriendjespolitiek en corruptie.
Haar minnaar, de molenaar Michael Krähwinkel, schrikt nergens voor terug om rijk en machtig te worden.
Tenslotte, in een dramatische scene, die zich afspeelt in een brandend kasteel, weet Anna hem te bewegen om opnieuw te beginnen, maar dan aan een ‘eerlijk‘ leven.
Fragment:
[...]
‘Juni 1875
De optocht trok door het dorp, zo vreemd als die nog nooit door de bewoners was aanschouwd.
Anna stond voor het boerderijtje van haar ouders en gaapte met open mond naar de vrouw, die midden over de zandweg kwam aangelopen.
Voor zich uit duwde zij een platte kruiwagen en op die wagen lag languit een grote, woest uitziende kerel.
Zijn voeten bungelden links en rechts naast de kruiwagen en sleepten door het losse zand van de weg.
Was hij dood?
Toen de vrouw met haar vracht aan Anna voorbijliep zag ze dat de man helemaal niet dood was.
Hij opende langzaam zijn ogen een beetje, glimlachte in zichzelf en mompelde een paar woorden.
Dan vielen zijn ogen weer dicht en lag hij er opnieuw als levenloos bij.
Vol verbijstering staarde ze de vrouw aan.
Die keek strak voor zich uit en deed alsof ze niet merkte hoeveel bekijks ze trok.
Het was lastig te zeggen hoe oud de vrouw was.
Haar gezicht was van een onbestemde leeftijd, niet oud en niet jong.
Het was niet gerimpeld, maar ook niet glad als bij de jongere vrouwen die ze kende.
Besmeurd met aangekoekt stof was het.
En het zag moe uit.
Boven alles vielen echter de scherpe lijnen op van het gelaat.
De gebruinde huid zat strak over de uitstekende jukbeenderen gespannen.
De mond met dunne lippen was dichtgeknepen.
En dan die neus.
Het leek wel de snavel van een buizerd.
“Zigeuners! Zigeuners!” riepen de jongens, die lachend en joelend om de reizigers heen zwermden als vliegen om een troep koeien.
Maar het waren geen zigeuners, meende Anna.
Die zagen er toch anders uit.
Bovendien trokken zigeuners niet met een kruiwagen door het land.
“Anna! Blijf daar niet staan kijken, kom hier.”
Moeder riep vanaf de feesttafel die vanwege Lena’s bruiloft op het erf was neergezet.
“Anna, schiet op, het hoort niet om de mensen zo aan te gapen.”
Terwijl ze nog een paar keer over haar schouder keek slenterde ze terug naar de tafel, waaraan de overige leden van het gezin en de gasten zaten te keuvelen...‘
[...]