R.A. Lafferty - Bruggehoofd op Aarde

Science fiction

 

Allegorie op de minderheidsgroep in de menselijke samenleving.
Met zwarte humor geladen science fictionroman.

 

Fragment: 

[...]

‘Nergens in het heelal bestond er een familie die onbevreesder was dan de familie Dulanty.
En de kinderen van Dulanty waren zo geweldig onverschrokken dat ze zelfs hun ouders versteld deden staan.

Wat was het dan toch op deze ene wereld - die ene waarop de kinderen toevallig geboren waren - dat hen zo bang maakte?

Luister, mensen, schepselen, figuren, wezens, het was de gemeenste wereld in het heelal!
Die zou ook u gealarmeerd hebben.

Wij weten niet waarom iemand die wereld zou willen bezoeken.
Wij weten helemaal niet waarom iemand erop geboren zou willen worden.
Maar de kinderen hadden de plaats van hun geboorte niet kunnen bepalen.

Soms praten mensen die reizen, met elkaar.
Ze zullen vertellen hoe goed het op sommige plaatsen is en hoe slecht op andere.
En, vroeg of laat, zal een van hen het stellig ter sprake brengen.
‘Over oorden gesproken waar je werkelijk aan de barbaren bent overgeleverd!’ zal hij zeggen, ‘er bestaat een kleine planeet die Aarde heet.’

Er waren zes kinderen, of zeven als men Slappe John meetelde.
Ze woonden toentertijd in de Grote Hut en vertelden ’s nachts verhalen.
Het was hun manier om de somberheid van de Aarde te bezweren.
Het was als fluiten in het donker.
Een plaats als de Aarde doet het vlees aan je botten verschrompelen, tenzij je er de gek mee kunt steken of de bewoners en plaatsen kunt behandelen alsof ze niet erger dan spoken en spookplaatsen zijn.


D
it is de geschiedenis die Elizabeth vertelde: 

‘Er was een schilderij van een man die je aankeek.
Een Pucaman en -vrouw waren juist op de Aarde gekomen en vonden dat ze wat Aardse dingen om zich heen moesten hebben, opdat niemand ze verdacht zou vinden.
Ze kochten het schilderij en hingen het beneden in de hal op en gingen naar boven, naar bed.
Maar ze konden niet slapen doordat ze steeds aan het spookachtige ding dachten.

“De manier waarop de man op het schilderij je met die groene ogen aankijkt, staat me niet aan,” zei de vrouw.
“Ze zijn niet groen, ze zijn bruin,” zei de man.
“Vervloekte wereld waar niets helemaal helder is!”
“Je bent zelf niet helemaal helder,” zei de vrouw, “zijn ogen zijn groen.
Laten we naar beneden gaan om te kijken.”
Ze gingen naar beneden en keken en de ogen van de man op het schilderij waren bruin, maar de vrouw wist dat ze eerst groen waren geweest.
Ze gingen terug naar boven, naar bed.

“We hadden het niet moeten kopen,” zei de vrouw.
“Hij ziet er als een krankzinnige uit met al dat rode haar.”
“Het is niet rood, het is zwart,” zei de man.
“Laten we naar beneden gaan en deze idiote zaak afdoen.”
Ze gingen naar beneden om te kijken en het was zwart.
Maar de vrouw wist dat het eerst rood was geweest.
Dat soort dingen doet je huiveren als ze blijven gebeuren.
“Ik heb spookhuizen gekend,” zei de vrouw, “maar dit is een spookwereld.”
Ze gingen weer naar boven en naar bed.

“Er is nog iets dat me niet aanstaat,” zei de vrouw toen de man net in slaap sukkelde...‘
[...]