Reinoudina de Goeje - De dochter van den Kozak
Een historisch verhaal voor meisjes
Historische roman
Fragment:
[...]
‘Het is in den kouden winter van het jaar 1778, dat dit verhaal een aanvang neemt en ons verplaatst in het paleis van Catharina II, die toen keizerin aller Russen was.
Binnen de muren van dit paleis zou men bijna niet hebben kunnen gelooven dat het buiten zoo bitter koud was; want reeds in de voorportalen en de lange gangen brachten de groote houtvuren, die dag en nacht in de steenen kachels brandden, eene verkwikkende en aangename warmte te weeg; en daarbij weerden de driedubbele deuren en vensters elken kouden tocht af.
Het woord ‘koude’ was dan ook voor de bewoners van dat prachtige gebouw bijna niets meer dan een klank, en althans op dit oogenblik werd er zeker door niemand binnen die muren aan gedacht, dat zoovele arme en zwakke menschen de slachtoffers van de felle vorst werden.
Zonder ons op te houden willen wij maar dadelijk onze lezers binnenleiden in de kamer van prinses Romanowna, die zich laat kleeden voor de partij, welke er dien avond ten hove zal worden gegeven.
Het is een niet onaardig kijkje dat die kamer oplevert: twee fraaie kristallen kronen hangen aan den zolder, en de dubbele rijen waskaarsen, die er op branden, verspreiden een helder licht door het smaakvol gemeubileerde vertrek.
Twee groote staande spiegels, in het midden der kamer juist tegenover elkander tusschen de kronen geplaatst, maken het de prinses gemakkelijk zichzelve te bekijken, of liever te bewonderen, want dat is het wat zij doet op het oogenblik dat wij binnenkomen.
De kamenier heeft juist haar kleedje vastgeregen en gezegd:
‘Nu prinses, nu moogt ge kijken.‘
[...]