Olaf Andersen - De vergelding

Literaire thriller 

 

Aan het begin van de 21e eeuw is Nederland in verval.
Politieke onlusten kruipen steeds dichter naar het hart van de samenleving.
Het hoogte- of eigenlijk dieptepunt is de aanslag op de koning.


Het glas van de Gouden Koets vliegt alle kanten op en de koning zakt dodelijk geraakt weg.
Verderop wachten ministers en kamerleden tevergeefs op de aankomst van de koning.
Als de harde boodschap hen uiteindelijk bereikt, is de chaos in Den Haag al niet meer te overzien.

Een CNN-verslaggever vat de gebeurtenissen als volgt samen: 

  “Wie getuige is geweest van dit proces zal het nooit kunnen verklaren.
Wie aan de zijlijn staat is te verbijsterd om zelfs maar aan een verklaring te kunnen denken.”

De hoofdpersonen gaan op zoek naar de daders van de aanslag en in feite ook naar de oorzaken van de onlusten.
Deze speurtocht voert terug tot diep in de 16e eeuw, toen een andere Oranje werd vermoord.

H
un opponenten zijn personen op diverse strategische posities in de samenleving die via ragfijne draden met elkaar verbonden zijn.

 

[...]
‘Gespannen staat hij weggedoken in een hoekje van de grote hal.
De twee pistolen verzwaren zijn toch al enorme last die hij al jaren torst.

Uit de eetzaal hoort hij eindelijk het geluid van een gebed, gevolgd door wegschuivende stoelen.
Het gezelschap zet zich in beweging naar de hal.

Zijn hart klopt nog sneller.
Hij heft het loodzware wapen omhoog.
Klaar om zijn vernietigende werk te doen.

Hij ziet de Prins van Oranje het gezelschap verlaten en naar de trap naar boven lopen.
Hij richt het ene pistool en roept zijn naam.

De Prins draait zich om kijkt verbaasd naar het gezicht van de half verscholen man en in een flits ziet hij de vuurtongen het wapen verlaten.
Een enorme pijn schiet door hem heen en hij voelt zijn lichaam wegzakken tegen de koude treden van de trap.
Pijn, verbazing, verbazing en pijn strijden om het hardst, maar glijden langzaam weg in het bloed dat zijn lichaam in een gestage stroom verlaat...

  ‘Mon Dieu, mon Dieu ayez pitié de moi et de ce pauvre peuple.‘

[...]