FelicieJehu - Een geniaal zestal

Historische roman (1917)
 

Fragment: 

[...]

'Toen ze geëindigd had, was het eenige oogenblikken stil in de kamer.
Olga durfde niet opzien, wie weet hoe slecht hij het vond.
Daar hoorde ze iemand opstaan en voelde haar hand grijpen.

‘Olga,’ zei Léonville en zijn stem had een heel andere uitdrukking, dan wanneer hij vroolijke grappen vertelde,
‘Olga, dat was heel mooi, heel mooi, kind, ik dank je wel.
Je hebt me veel genoegen gedaan.’

Verrukt keek Olga op.

Hij, de groote, algemeene erkende artist, vond haar zang mooi!

‘Meent u het?’ vroeg ze gelukkig.

‘Of ik het meen, je stem is mooi en je voordracht ook.
Ben je van plan in het publiek op te treden?’

‘Als ik dat kan.
Is mijn zang daar goed genoeg voor?’

‘Jawel, je hebt stem genoeg en bent heel muzikaal, maar....’

Olga keek hem gespannen aan.

‘Wat maar?’ vroeg haar vader in haar plaats.

‘Daar is niet alleen talent, maar een sterk gestel voor noodig.
Is je dochtertje wel heel sterk?’

Mijnheer Verhagen trok zijne schouders op.

‘Heel sterk, neen, dat is ze niet, een beetje teertjes zelfs.
Kon je dat aan haar stem merken?’

‘Niet bepaald, doch ik vond, dat ze er na het zingen zoo moe uitzag, in het publiek optreden is een zeer ontzenuwend werk, ik ben bang, dat het te veel inspanning van haar zou eischen.’

Met gespannen aandacht had Olga dit gesprek aangehoord.

‘Ik zou het toch zoo dolgraag willen,’ zei ze, ‘het is de wensch van mijn leven, ik ben heusch sterk, ik zie er alleen maar wat zwak uit.’

Eenigsins medelijdend keek Léonville haar aan.

Dat deed ze zeker, hoe teer zag ze er uit, met dien koortsachtigen blos op hare overigens zoo witte wangen en die schitterende oogen.

‘Ik had nog al gehoopt, dat u mij misschien in dat opzicht zou kunnen helpen,’ liet ze er een beetje teleurgesteld op volgen.

‘We zullen zien, kind, misschien kan ik je wel helpen, maar dan je best doen, een beetje steviger te worden, melk drinken en eieren eten.
Beloof je het me?’

Olga zag hem stralend aan...'

[...]