Helen Mellaart - Een trouw Maria-kind gaat nooit verloren

Psychologische roman

 

Mellaart beschrijft haar ervaringen als een Maria-kind tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Ze schrijft over de uitdagingen die ze voelde terwijl ze een vrouw en moeder was in een tijd van grote veranderingen.

Het boek biedt een intieme blik op haar leven en de manier waarop ze haar identiteit ontdekt en ontwikkelt.

Mellaart’s schrijfstijl is kennisgevend en emotief, wat het boek een speciaal lezen maakt voor iedereen die interesse heeft in persoonlijke geschiedenis en de menselijke ervaring.

Iedere gelijkenis met bestaande personen is toevallig, maar het verhaal berust op werkelijkheid.

 

Fragment:

[...] 

Juf had grijze ogen, grijs achterover gekamd haar en vooruitstekende tanden.
Ze kwam binnen, deed een wit jasschort aan en porde de kachel op.
Iets wat ik haar later nooit meer heb zien doen.
Zij had het altijd warm genoeg.
Wij moesten maar een extra wolletje aandoen of een onderbroek met lange pijpen wat overigens voor mij toch al geboden was omdat mijn blaas neiging vertoonde te ontsteken.

Die onderbroeken kriebelden.
Ik knipte de pijpen eraf.
Maar juf controleerde door geheel onverwachts haar hand onder mijn rok te steken. Dan zuchtte ze diep bij het constateren van mijn euvele daad ‘tegen beter weten in’ en kocht opnieuw zo’n ellende-ding.

Juf kwam bij ons nadat ik op een morgen tevergeefs door de brievenbus mijn moeder had geroepen.
Bij de bel kon ik niet.
Daarvoor was ik nog te klein.
Driemaal riep ik en driemaal rook ik een smerige lucht door die brievenbus.
Gas.

Tante Janine, een zuster van moeder vertelde dat mammie op reis was gegaan, omdat ze zo moe was.
We mochten bij haar logeren.

Een paar dagen later toen iedereen weg was en de buurvrouw op mij paste kwam er een straatorgel door de straat.
Het speelde een wijsje uit de opera Martha.
In mijn oren suisden de woorden: ‘Maak mijn moedertje toch wakker.’
Gek dacht ik, mijn mammie slaapt niet, mijn mammie is op reis.

Na een paar weken bij tante Janine gingen mijn broer en ik naar twee ongetrouwde zusters van vader.
Die brachten wij tot een beschaafde wanhoop met onze koekkruimels op het tapijt en mijn kleefvingers op de stoelleuningen.

Na een herhaald ‘kopje onder’ in het slootje achter het huis kwam juf in ons leven. Toen hij er zeker van was dat alles goed zou gaan ging vader weer voor zaken op reis.
Toen kocht juf voor Tjerk, mijn vier jaar oudere broer een terrarium met een kameleon die leuk verschoot als je hem aan het schrikken maakte en een hagedis wiens staart Tjerk eens in zijn hand hield.

Voor mij maakte ze poppenkleertjes voor die pop die ik de dag nadat mammie op reis was gegaan van tante Janine gekregen had.
Ze maakte ook een jurk voor mij.
Lila met twintig knoopjes,
’s Ochtends hing hij als verrassing naast mijn bed, ’s middags rolschaatste ik ermee en ’s avonds lag hij bij de vodden.

Wij reageerden niet dankbaar.
Ze werd streng.
‘Zo niet goedschiks dan maar kwaadschiks,’ sprak ze op jolige toon.

Na een jaar waarin papa vele malen op reis was geweest kondigde hij zijn huwelijk met juf aan.
Wij moesten dan moeder zeggen.

‘Zal mammie gek opkijken als ze terugkomt,’ dacht ik.‘
[...]