Carolus Vonckx - Een visser wenst...
Verhaal
Fragment
[…]
'Uit zijn jaszak haalde hij een pakje Chesterfield en een wegwerp aansteker.
Hij stak er eentje op en zoog schuldig genietend de rook in zijn longen.
Hoog boven hem trok een vlucht wilde eenden door.
Een ogenblik keek hij hen na en vroeg zich af hoe het zou zijn om te kunnen vliegen?
Ongekende vrijheid.
Zo zou het aanvoelen.
Zouden eenden, of vogels in het algemeen, hun gave kunnen appreciëren?
Waarschijnlijk niet.
Het waren toch maar beesten.
En bovendien...
Wacht!
Had zijn lijn bewogen?
Voorzichtig nam hij ze vast en wachtte.
Was het loos alarm geweest?
Waarschijnlijk wel.
Plots zag hij het duidelijk: de dobber verdween een halve seconde lang onder water.
Iets was aan het aas aan het knibbelen.
Voorzichtig lichtte hij de vislijn uit zijn houder; op het ogenblik dat de man oordeelde het nu of nooit was, snokte hij de haak vast in zijn prooi.
Dan tilde hij hetgeen aan zijn lijn hing - op het eerste zicht een baarsje - uit het water.
Door de lijn verticaal naast zich te zetten, zwaaide de vis naar hem toe.
Hij pakte het glibberige lijfje vast en terwijl hij uit zijn viskorf een apparaatje haalde om de haak uit de muil van het beestje te duwen, sprak hij hem sussend toe.
'Rustig maar jongen, dadelijk is het voorbij.
Een momentje nog.
Rustig, rustig.
Zo, gedaan.'
Bernard bekeek het spartelende wezen even en wierp het terug in het water.
Niet de moeite om mee naar huis te nemen.
Geroutineerd deed hij weer aas aan de haak en wierp de lijn terug uit.
Tijd voor een kop koffie.
Plots werd zijn aandacht getrokken door iets dat op het water dreef, op zo'n tien meter van hem vandaan en op zo'n twee meter van de oever.
Een kruik.
Het was een kruik, afgesloten door een stop.
Snel greep hij zijn schepnet en liep naast de oever op tot hij de kruik ingehaald had.
Al lopend had hij de steel van zijn schepnet losgeschroefd en maximaal uitgeschoven.
Nog moest hij zich redelijk ver uitrekken om ze uit het water te kunnen vissen – gelukkig stond er een boom op de rand van de oever waaraan hij zich kon vasthouden.
Bernard bekeek de kruik van alle kanten.
'Hoe is die hier terecht gekomen?'
Hij keerde terug naar zijn plekje, nam opnieuw plaats op het opklapbare stoeltje en ontkurkte ze...
[…]