Frans Netscher - Egoïsme
Historische roman
Fragment
[...]
Frits liet de courant zakken, en keek haar aan.
- God, hindert jou de warmte zoo? Nee, mij niet. Weet je wàt? We zullen vanavond maar weêr eens naar Scheveningen gaan, daar zal 't heerlijk koel wezen.
- Ja, graag, heerlijk! Want 't zal in huis niet uit te houden zijn.
Er werd op de deur geklopt, en Hendrik kwam vragen of er nog boodschappen waren.
- Hé, is 't al zoo laat!, riep Frits uit, toen de oppasser vertrokken was. Dan moet ik opstappen; 't is tijd voor m'n bureau.
Gewoonlijk was hij 's ochtends voor zijn bureau in den late; in naam moest hij er al om negen uur zijn, maar 't was zelden voor tienen eer hij er kwam. Hij stond op:
- Nu, Jeanne, tot vanmiddag. Ik kom van het bureau dadelijk thuis.
Jeanne had haar armen rond zijn middel geslagen, en ze zoenden elkander.
- O, wat zit je das weêr slordig! zei ze, om hem nog een oogenblik langer op te houden. Daarna verschikte ze iets aan zijn halsboord met hare fijne roze vingertjes, en spitse blanke nagels; ze knipte met haar wijsvinger eenige stofjes van zijn mouw, draaide de punten van zijn langen, blonden snor op, drukte hem opnieuw tegen zich aan, met een innige, vertrouwelijke warmte, en het hoofd bij den hals naar beneden trekkend, zette zij nóg eens hare lippen op de zijnen.
- Dwaas kind! lachte Frits haar toe. Laat me nu gaan, anders kom ik er heelemaal niet meer.
Maar Jeanne kreeg een invallende gedachte.
- Neen, wacht nog even!, en ze liep op een drafje den tuin in.
Frits had nauwelijks zijn sigaar kunnen aansteken, voordat zijn vrouw weêr naast hem stond. Ze had eenige rozeknoppen in de hand, en haar gezicht was verhit door het snelle loopen en de warmte.
- Zoo, kijk nu eens in den spiegel, mannetje! zei ze, nadat ze hem een knopje van zacht roode blaêren in zijn knoopsgat gestoken had.
- Nu, ze zullen op het bureau kunnen zien dat ik getrouwd ben. Je maakt een fat van me.
Toen kon hij eindelijk opstappen, Jeanne in de ontbijtkamer achterlatend.
[...]