Paul Haimon - Het landgoed Solitudo

Literaire roman

 

Fragment: 

[...]

‘Altijd waren er vogels op Solitudo, het meest een donker soort houtduiven.
In de nacht van moeders dood zwierven ze, in een lucht vol wild zilveren licht, rusteloos heen en weer tussen het voorpark en het eikenbos, het was irriterend en tegelijk ontroerend.

Vader kon het opeens niet langer verdragen en voor het eerst sinds ons verblijf op Solitudo werd werkelijk de jager in hem wakker.
Hij kwam de sterfkamer uit en greep in de hall naar het geweer, een antiek uitziend wapen dat door ons tot nu toe alleen als een wandversiersel was behandeld.
Bij zijn laatste visite had dokter Doodeneind er nog een afkeurende blik naar geworpen en hij mocht dat enigszins, want thuis had hij een dubbelloop die altijd op een stoel in de gang voor hem gereed lag, ook wanneer hij zijn patiënten ontving.

Vader trok zich nu echter niets meer van de dokter aan en gebood mij op zijn kamer de patronen te halen; ik wist niet dat hij die had en toen ik al boven was moest hij me nog eens luidop de vorm van het munitiekistje beschrijven.

Diep weggestopt in een kleerkast vond ik eindelijk een kartonnen doosje waarop iemand, in rode drukletters, ‘gevaarlijk’ had geschreven; toen ik het hem overreikte keek ik ernstig in zijn gezicht opdat hij daar ook aan denken zou, maar hij sloeg geen acht op mij en haalde een drietal patronen tussen inmiddels geel geworden watten vandaan.

Het geweer bleek zich gewillig te laten laden en het volgend moment al stapte hij, de antieke chassepot geklemd in zijn handen, het park binnen als was hij uitgedaagd tot een duel.

Zonder dat hij het merkte glipte ik achter hem aan, het bordes op...
[...]