Stanislaw Lem - Kosmisch avontuur

Science fiction

 

Fragment:

[...]

‘Het duurde niet lang of er daalde op zekere dag voor de woning van de vrienden een heel vreemd voertuig neer, schitterend in de zon alsof het met zuiver parelmoer ingelegd was.

Het had drie gebeeldhouwde
hoofdpoten en zes hulppoten die niet tot de aarde reikten en eigenlijk nergens toe dienden, maar eruit zagen alsof de bouwer van het voertuig niet wist wat hij doen moest met de kostbaarheden – want die poten waren van zuiver goud.

Uit dit voertuig werd een prachtige trap neergelaten met een dubbele haag van
fonteinen, die direct na de landing uit zichzelf begonnen te spuiten, en er daalde een waardig uitziende vreemdeling naar de aarde af met een gevolg van zespotige machines. 

Sommige daarvan masseerden hem, een paar ondersteunden hem of wuifden hem koelte toe en de kleinste fladderde over zijn edel gewelfde voorhoofd om hem van boven af met welriekende essences te besprenkelen.

In
een wolk van geur kwam de ongewone bezoeker namens zijn vorst, koning Wredius, de constructeurs het voorstel doen, bij deze monarch in dienst te treden.

‘Waarin zal ons werk bestaan?’ informeerde Trurl.

‘Bijzonderheden heren, zult u ter plaatse vernemen,’ antwoordde de vreemdeling, die gekleed was in een gouden pofbroek, een met parels bezaaid hoofddeksel, voorzien van oorkleppen en een dichtgeknoopte overjas van eigenaardige snit; in plaats van zakken zaten er inklapbare laatjes met lekkernijen in.
Rondom deze
hoogwaardigheidsbekleder bewogen zich kleine mechanische stukjes speelgoed voort; hij verjoeg ze met onmerkbare hooghartige handbewegingen als ze wat al te opdringerig werden.

‘Thans,’ zo vervolgde hij, ‘kan ik u alleen zeggen dat Zijne Onovertroffenheid koning

Wredius een groot jager is, bedwinger met onverschrokken hart van alle galactische

wilde dieren en zijn meesterschap in de jacht heeft een zodanig apogeum bereikt, dat

zelfs de verschrikkelijkste roofdieren niet langer zijn veroverende aandacht waardig

zijn.
Hij lijdt daaronder, want het ontbreekt hem aan echt gevaar, aan ongekende

huiveringen, en daarom…’

‘Ik begrijp het!’ riep Trurl levendig uit.
‘Wij moeten voor hem nieuwe diersoorten
construeren, die buitengewoon wild en roofzuchtig zijn, is het niet?!’

‘U bent, waarde constructeur, zeer scherpzinnig,’ zei de hoogwaardigheidsbekleder.

‘Welnu heren, gaat u ermee akkoord?’

Klapautius informeerde zakelijk naar de voorwaarden, en toen de koninklijke afgezant

hun de grote vrijgevigheid van hun vorst had aangetoond, pakten ze zonder dralen wat boeken en persoonlijke gebruiksvoorwerpen in, waarna zij trillend van ongeduld over de trap aan boord van het ruimtevaartuig gingen.

Dit gromde, hulde zich in een vlam die de gouden poten verzengde en verdween in de zwarte galactische nacht.‘

[...]