J.K. van Eerbeek - Lichting '18
(Uitgave 1932)
Historische roman
Fragment:
[...]
Dit verhaal behelst de geschiedenis van een jongen man, wiens ervaringen voor een deel niet verschilden van die van andere jonge menschen.
Voor een ander deel houdt de richting, die zijn leven nam, verband met de bijzondere tijdsomstandigheden, waarin hij leefde.
De jaren negentienhonderd veertien tot -achttien verschilden zoozeer van die, welke er aan vooraf gingen; en de invloed, die ze gehad hebben op de menschen, die in deze dagen hun jeugd beleefden, is een heel bizondere geweest.
Deze invloeden na te gaan, is het doel van de volgende vertelling.
"In het stilste hoekje van de kleine-stadjes-stilte, lag het schoolpleintje weggestopt.
De besjes van het vrouwenhuis hieven schuin haar wasbleek gezicht van het nooit eindigende breiwerk, en keken - wasbloem onder glazen stolp - neer op het spel van de scholieren, in het nauw ombouwde pleintje.
De photograaf, in het aanliggende pand, placht z'n negatieven te zetten voor het raam van een handvatachtige, aan de zijmuur aangebouwde luchtkoker.
En voor het derde raam, dat in de hoek, stond de permanente verontwaardiging van twee Israëlitische dames geëtaleerd.
Achter die huizen trok het gemoedelijke voor-oorlogsche verkeer van de hoofdstraat langs.
Dat kwam onder de poort in de stadsmuur door: veel wagens en nu en dan een auto. De nerveuze jacht van na de oorlog had het verkeer nog niet behekst.
Tot de schuchtere rumoerigheid op het schoolpleintje, drong de beweeglijkheid van het verkeer niet door."
[...]