Marcellus Emants - Mensen
Roman
Fragment:
[...]
Ludovicus van Omswinkel's breeeje opvattingen.
'Zijn vader had hem Ludovicus genoemd.
Die schijnt dus ook al een man van breeeje opvattingen te zijn geweest.
Maar in Ludovicus zelf bereikten deze breeeje opvattingen toch hun volle wasdom; hij stierf dan ook doodarm.
Uit de geschenken, die Ludovicus vereerde aan moeder, zuster en vrienden, bleek zijn aard al vroegtijdig.
Nooit kwam hij met iets kleins of mins aan; altijd waren zijn kado's groot, zowel van omvang als van waarde.
Zijn moeder, die in zuinigheid op was gevoed, zag in dit veel-geld-uitgeven een gevaar en berispte hem er over; zijn kennissen lachten er hem later om uit en noemden het dan bluf.
Alleen zijn zuster en een paar zeer intieme vrienden begrepen waarom Ludovicus zulke mooie, dure dingen wegschonk.
Zij wisten, dat hij aan vertoon in 't geheel niet dacht en van zuinigheid nooit besef zou krijgen.
Ludovicus wilde zich zelf tevreden stellen en een ander genoegen doen.
Het kopen van iets moois en duurs verschafte hem een genot; het wegschenken er van deed hem nog eens genieten.
Natuurlik bezorgde deze karaktertrek hem warme vrienden; maar later toch nog meer vijanden, daar zij, die niets kregen en zij, die ongaarne een vriendelikheid beantwoordden, zich vereenden in hun afkeuring van zulk een aanstellerige geldweggooierij.
Gelukkig voor Ludovicus lette hij die vijandigheid niet op; wat mensenkennis aangaat ging hij het leven door als een blinde.
Zijn breeeje opvattingen waren de stok, waarmee hij rond tastte, soms ook wel om zich heen sloeg - zonder echter ooit iets te vernielen - en die breeeje opvattingen hielden hem steeds in verzet tegen elk gezag van personen, wetten, leerstellingen, vormen, ofschoon ze hem elk gezag vereren deden, dat zich op breeeje wijze wist te doen gelden.'
[...]