K. Norel - Vuur en vlam
Engelandvaarders - Deel 2
Oorlog
Een aangrijpende trilogie over Nederland in bezettingstijd.
Fragment:
'Een heldere maan hangt aan den hemel en de oversteek dwars over de Noordzee is nu een pleziervaart.
Het zicht over het lichtbewogen water, dat in het maanlicht glinstert, is zo ruim, dat aan het speurend oog van de flottielje geen Duits konvooi ontkomen kan.
Ter hoogte van den Hoek waarschuwt Evert de commandant.
„Zie ik daarginds geen zwarte stippen?"
Die richt zijn kijker.
Inderdaad, daar varen schepen.
De radio rinkelt reeds.
De flottieljeleider beveelt een onverwijlde snelle aanval omdat het konvooi mogelijk voor de Nieuwe Waterweg bestemd is en dan gauw binnen de pieren wezen zou.
De boten zwermen uit om een brede linie te gaan vormen.
In de kalme dienstvaart wordt deze manoeuvre uitgevoerd, omdat ze zich niet aanstonds bloot willen geven.
Zolang te hevig zog hen niet verraadt, zijn de kleine, laag op het water liggende boten niet gauw zichtbaar onder het tegenlicht der maan.
Dan geeft de commandant het sein „Valt aan!"
En nu bekommert zich er niemand meer om of hij gezien wordt, ja of neen.
Onder hoge ruggen van wit zog rennen de honden op het wild af...
Commandant Brouwer heeft zijn prooi gekozen.
Een Flakboot vooraan in het konvooi.
Op 2000 meter is de torpedo afgesteld.
Door zijn afstandmeter houdt hij de Duitse boot in het vizier en als die op schootsafstand is, drukt hij op de knop, die het projectiel uit zijn buis doet springen.
Een schuimbaan vliegt op het doel af.
Het is zoals de flottieljecommandant vermoedde.
Het konvooi houdt op den Hoek aan.
Binnen de pieren van de Waterweg probeert het te ontkomen.
Doch de jagers laten hun prooi niet los.
Als de 66 opnieuw positie kiest, ziet Evert dat de Flakboot, die daar straks hun doel was, zinkende is.
De commandant heeft nu een tanker uitgekozen.
In volle vaart stuift de 66 naar zijn tweede prooi.
Evert heeft de schoorsteen van de tanker recht over den boeg.
Maar plotseling werpt hij zijn roer om.
Het gaat zo onverwachts en hevig, dat een schutter van achter zijn mitrailleur weggeslingerd wordt en tegen de verschansing rolt.
Evert heeft het roer zo haastig omgeworpen, omdat een andere motorboot recht op hen toe rende.
„Stomme kerel," scheldt de commandant op zijn collega, maar de uitval besterft hem op de lippen, want op hetzelfde ogenblik hagelen de kogels op het dek.
Een Duitse snelboot is op het gevechtsterrein verschenen.
En deze is niet alleen.
Er komen uit de Waterweg een hele reeks van hoge ruggen aangestormd. Snelboten in wolken van wit schuim.
En de 66 is van alle M.T.B.'s 't dichtst van allen bij den Hoek.
„Daar zitten wij netjes tussen," gromt luitenant Brouwer...'